Een "planeconoom" voor het Sociaal Domein?

De overgang van het sociaal domein van Rijk naar gemeenten in 2015 ging gepaard met een forse bezuiniging. Bij veel gemeenten heeft dat in eerste instantie geleid tot het vormen van reserves zodat er bij eventueel meer gebruik van Wmo, jeugdzorg of andere tegenvallers niet direct een financieel probleem zou ontstaan. Tussen de budgetten zijn vaak nog schotten aangebracht. Kijkend met de ‘ouderwetse’ financiële blik is er vaak geen probleem omdat mee- en tegenvallers in het sociaal domein worden verrekend met de opgebouwde reserves. Uiteraard volstaat dit niet om goed te kunnen sturen op het sociaal domein. Er is behoefte aan een ander type financial. Financials die zicht hebben op de resultaten van het beleid en op de wensen die bij het bestuur en burgers leven. Financiële professionals die de ins en outs van het sociaal domein kennen, die dichter bij het vakgebied staan, als een soort ‘planeconoom’ voor het sociaal domein.

Planeconoom in het Sociaal Domein

In de media verschijnen regelmatig berichten over problemen in het sociaal domein. Bijvoorbeeld over gemeenten die financiële tekorten hebben, of over oplopende wachtlijsten in de jeugdzorg. Het begint ook steeds meer duidelijk te worden dat de hulp waar inwoners een beroep op kunnen doen, per gemeente kan verschillen. Bij de komende gemeenteraadsverkiezingen zal het sociaal domein dan ook een belangrijk thema zijn. Reden om behalve op de financiën, ook te focussen op de resultaten. Doelstelling van de decentralisatie onder Rutte II was immers ook: “ertoe bijdragen dat de eigen kracht, het sociale netwerk en de voorzieningen in een gemeente beter worden benut.” Hoe weten we of dit ook daadwerkelijk gebeurt? Halen we de resultaten die we voor ogen hadden? Kan het goedkoper of kunnen we met hetzelfde geld meer bereiken als we het anders inzetten?

Om deze vragen te kunnen beantwoorden, is er meer en meer behoefte aan financiële professionals die de verbinding kunnen leggen tussen beleid en geld. Betrokken beleidscontrollers en financials voor wie het sociaal domein géén black box is, die de ins en outs van het sociaal domein kennen en in staat zijn om verbeteringen te realiseren. Wellicht komt de gevraagde expertise nog het meest in de buurt van die van een planeconoom bij de grondexploitaties. Hij of zij berekent de waarde van de plannen en vergelijkt de waarde van de grond vóór en na uitvoering van een plan. Van de financial in het sociaal domein worden dergelijke analyses en berekeningen ook verwacht. Waar is het meest behoefte aan? Wat gebeurt er met de wachtlijsten in de jeugdzorg als we extra budget inzetten. Of heeft dezelfde euro meer ‘waarde’ als we deze besteden aan de Wmo?

Het belang van de antwoorden op dergelijke vragen wordt alleen maar groter als gemeenten de budgetten gaan ‘ontschotten’. Veel gemeenten zijn nog niet zover, maar met de toevoeging van de integratie-uitkering sociaal domein aan de algemene uitkering van het Gemeentefonds, zal dit een kwestie van tijd zijn.

Zicht op resultaten?

Om een betere koppeling tussen beleid en geld te krijgen en een integrale afweging te kunnen maken, is het nodig dat er zicht op de resultaten is. Dat zicht ontbreekt helaas nog al te vaak. Reden te meer om voor de introductie van een soort ‘planeconoom’ voor het sociaal domein te kiezen. Een Financiële professional die de ins en outs van het sociaal domein kent en de relatie tussen input en output kan leggen. Op het eerste gezicht is er informatie genoeg. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld op "waarstaatjegemeente.nl" zien hoe zij scoren ten opzichte van andere gemeenten. Toch is het vaak lastig om de gegevens te vergelijken. Iedere gemeente heeft zijn eigen specifieke kenmerken en omstandigheden. Bijkomend probleem is dat veel gemeenten hun beleid laten uitvoeren door gemeenschappelijke regelingen (GR). Deze zijn vaak laat met de aanlevering van gegevens en zijn bovendien niet altijd voldoende ingericht op het leveren van aanvullende informatie bovenop de gestandaardiseerde informatie. Ook dit vraagt om goed ingevoerde financiële professionals. Zij kunnen vanuit het perspectief van de gemeenten nadrukkelijk sturen op de monitoring van de GR, op de vastlegging van data en de analyse van resultaten. Men helpt de gemeente om grip te houden op de GR, zicht te krijgen op de resultaten én deze te analyseren.

De huidige praktijk komt er vaak op neer dat aan wethouders en gemeenteraad cijfers worden geleverd van het aantal cliënten en trajecten. Dit gebeurt bijvoorbeeld per kwartaal. De cijfers zijn veelal niet heel recent en in de prognoses zijn grote schommelingen te zien. De ambtelijke organisatie doet dan zijn best om uit te leggen waarom de prognose obv de cijfers van het derde kwartaal zo afwijkt van wat in het tweede kwartaal gemeld werd. Dat is helaas toch vaak terugkijken in plaats van vooruitkijken en echt sturen.

Conclusie

We zijn er nog niet. In veel gemeenten kan nog niet goed gestuurd worden op de prestaties en resultaten in het sociaal domein. Er is behoefte aan de introductie van financiële professionals die de ins en outs van het sociaal domein kennen. Voorkomen moet worden dat het sociaal domein een soort ‘black box’ wordt, waarbij alleen gestuurd wordt op het binnen de budgettaire kaders blijven. Om grip te krijgen en stuurkracht te verbeteren moet de komende jaren geïnvesteerd blijven worden in betrokken beleidscontrollers/financials die midden in het sociaal domein staan, die de ins en outs kennen en die in staat zijn de koppeling tussen het beleid en het budget te verbeteren.